In flottielje van 9 Kusters over de Seine naar Parijs

Kuster Yachts De Seine en de Marne

Dat een Kusters A-42 het op zee uitstekend doet, dat wisten al. Nu moest hij nog bewijzen hoe hij zich gedraagt op het binnenwater. Immers, de Seine (6 sluizen) is een nogal breed water, de Marne (18 sluizen) is zeker aan het begin breed, maar het Canal latéral à la Marne (15 sluizen) en het Canal de la Marne au Rhin (tot aan Toul 152 sluizen) is andere koek. De Moezel (28 sluizen tot Koblenz) is weer een makkie en op Rijn scheur je in twee dagen naar huis. In flottielje van 9 Kusters gaan we op weg naar Parijs.

 

Seine

Het is een heel gereken. Het eerste stuk van de Seine is tot voorbij Rouen een getijderivier. En omdat je graag gebruik wilt maken van de vloedstroom, is het knap lastig om uit te vinden wanneer je waar vandaan moet vertrekken om zoveel mogelijk te profiteren van stroom mee. Beginnen in Honfleur valt meteen al af want de sluis loopt van twee uur voor tot twee uur na hoog water, maar de sluis begint pas te draaien om 09.00, terwijl het HW Le Havre om 7.30 uur is en Navicarte (hét boekje waar alles over de Seine in staat), zegt dat je zeker anderhalf uur voor dat HW aan het begin van Canal de Rouen moet liggen... We zijn derhalve van Honfleur naar Le Havre gevaren om de volgende morgen om 05.00 uur op te staan teneinde om 06.00 aan het begin van de Seine te zijn. Het betekent dat we de eerste tijd nog wat stroom tegen zullen hebben, maar over de afstand van 153 km die we moeten afleggen om in Rouen te geraken, zullen we het grootste deel stroom mee hebben (dachten we!). Waarom zo'n lang stuk varen op één dag? Omdat er op het eerste stuk Seine geen mogelijkheid is om aan te leggen. De Halte Plaisance in Rouen is de eerste gelegenheid om de motor uit te zetten.

 

Wij hebben over die 153 km uiteindelijk iets meer dan dertien uur gevaren, waarbij wij geheel tegen de verwachtingen in toch veel stroom tegen hebben gehad (en we hadden het nog zo goed uitgerekend!). Zegt de havenmeester in Rouen: "Jullie hadden zeker veel stroom tegen?" Hetgeen wij onmiddellijk bevestigde. "Dat komt omdat het een paar dagen vreselijk heeft geregend op het Centraal Plateau. Het water moest weg, dus alle spuisluizen in Seine stonden vandaag open." Een geruststellende gedachte dat het dus niet aan onze rekenkunst heeft gelegen. Intussen kunnen wij alleen maar zeggen dat wij nooit hebben geweten dat de Seine een zo mooie rivier is. Alleen vlak voor Rouen moesten wij de natuur achter ons laten en door een stinkend industriedeel varen. Halte Plaisance de Rouen was voor Franse begrippen keurig.

 

Rouen

Op de Place du Vieux-Marché, geflankeerd door statige vakwerkhuizen staat een nogal architectonisch vreemd, modern gebouw van grijs beton. Je denkt, het hoort hier niet thuis, maar het hoort hier wel thuis. Op deze plek stond op 30 mei 1431 de brandstapel waarop Jeanne d'Arc het leven liet.

 

Na verschillende verhoren waarin inquisiteuze  Roomse  hoogwaardigheidsbekleders haar voortdurend in de val lokten om eindelijk een bekentenis te verkrijgen, werd zij veroordeeld om als een hekst te worden verbrand. Jeanne gaf geen krimp, ook niet toen ondervragers haar voor het blok zetten. Zij moest en zou het artikel 'Eén heilige katholieke en apostolische Kerk' aanvaarden en zich aan de strijdende Kerk onderwerpen. Zij antwoordde: "Zeker geloof ik in de Kerk op aarde. Mijn woorden en daden leg ik aan God voor en vertrouw ik aan Hem toe, want Hij heeft mij alles opgedragen wat ik heb gedaan."Op de plek waar Jeanne d'Arc als een heks werd verbrand, is nu dat betonnen gebouw neergezet als een gewijde kerk ter nagedachtenis aan Jeanne, de maagd van Orléans. Wanneer je de kerk binnen gaat zie je meteen dat hele linkerwand uit een immens glas-in-lood raam bestaat, dat het verhaal van haar leven vertelt. Buiten naast de deur bevindt zich een wat larmoyant  beeld van de Maagd van Orléans, maar wanneer je goed luistert, hoor je haar zeggen: "Ik heb U niets meer te zeggen. Ik heb een goede meester, God, en ik vertrouw volledig op Hem en op geen ander."

 

Ooit werd Rouen 'de stad met de 100 kerken' genoemd. Zoveel staan er niet meer, maar de mooiste en  grootste is meer dan de moeite waard om te bekijken. Trouwens van verre zie je al dat de kathedraal met zijn 151 meter hoge ijzeren spits  (de hoogste toren van Frankrijk) de skyline van Rouen beheerst. De kathedraal is ook om een andere reden interessant. Monet maakte een groot aantal schilderijen van de kathedraal vanuit verschillende standpunten, onder verschillende weersomstandigheden en op verschillende tijdstippen van de dag. Op die manier probeerde hij te ontdekken in welke mate het licht, de kleuren kunnen beïnvloeden. Ik zou er wat voor geven wanneer al die schilderijen eens op één tentoonstelling te zien zouden zijn.  Rouen heeft veel te bieden en al is het een relatief grote stad, het is ook een kalme stad. De mensen die er wonen tonen weinig haast. Tussen twee haakje, op de Place du Vieux-Marché heb ik mijn 68ste oester van deze trip genuttigd!

 

Vernon

Na de eerste sluis verwacht je dat je geen stroom tegen meer hebt. Normaal gesproken zou dat ook zo zijn geweest, ware het niet dat er nog steeds wordt gespuid. Het zij zo. Even iets over het sluizen in Frankrijk. Ga je naar boven met je schip en lig je in de sluis, dan worden de sluiskleppen meteen vol open gezet en krijg je een tsunami aan water de sluis ingeperst. Wanneer je op zijn Hollands alleen de middenbolder belegt, dan loop je een zeer grote kans dat je een forse schade aan het schip oploopt.

 

Het betekent: in de sluis het schip altijd voor én achter vastleggen. Na de tweede sluis bereiken wij na een tocht van 100 km het plaatsje Vernon. De jachthaven van Vernon ligt in een park met een kasteeltje en een oude watermolen. Het kasteeltje met zijn torentjes en een donjon werd gebouwd aan het eind van de twaalfde eeuw en was als bruggenhoofd bedoeld om de stad Vernon te verdedigen. Er is plaats genoeg aan de langsteiger, maar het is hier behoorlijk ondiep. Vanaf de jachthaven heb je een prachtig uitzicht op het stadje, waar alweer het godshuis de skyline beheerst. De bouw van de kerk Notre-Dame van Vernon begon in de elfde eeuw, maar werd pas in de zeventiende eeuw voltooid. De stijl is vooral gotisch. Het elegante smalle schip wordtverlicht door prachtige eigentijdse glas-in-lood-ramen. Omdat de Seine af en toe buiten zijn oevers trad en het water dan tot in de kerk kwam, werd in het midden van de zeventiende eeuw een stoep van twee voet hoog rond de kerk gemaakt. In de westgevel zit een uniek roostervenster in de bekende 'vlammende' gotische stijl.

 

Een paar kilometer verderop liggen de 'Tuinen van Monet'. Papavers, pioenen, lissen, irissen en prachtig bloeiende Japanse Kersen. Het is een explosie van kleuren, maar dan zo goed gedoseerd en met zoveel ruimtelijk inzicht gedaan alsof Monet de hoogste vorm van harmonie heeft willen nastreven. Langs de bogen, die een breed pad overspannen dat loopt van het huis tot aan de watertuin, slingeren zich rozen – de rosa 'Mermaid' met een zonnebloemgeel hart en blaadjes die naar buiten toe in gebroken wit vervloeien. Aan het eind van het pad ligt de vijver. Het zonlicht schettert op het water en kleurt de schaduw donkerpaars onder de weelderige blauwe regen, die deels over de hardgroene Japanse brug hangt. De zon brandt een gat in het wateroppervlak. Er omheen kleurt het water mediterraan blauw, waarin groepen oudroze en witte waterlelies drijven. De oevers zijn bekleed met bamboe en zalmroze en paarse Japanse pioenen, waartussen de Ginkgo biloba oprijst. Het is zo echt dat het bijna onecht lijkt.


In het bijgebouw bevinden zich schilderijen die Monet van zijn tuinen heeft gemaakt. Er hangt een doek dat tien meter lang en bijna vijf meter hoog is.

 

Tuinen – Monet

Het is laat in de middag, misschien wel vroeg in de avond. In ieder geval, het is het moment dat het licht kentert en de kleuren hun hartstocht verliezen, maar op een of ander manier ook intenser worden. Het pigment lijkt te absorberen. In het violetblauwe water lichten de waterlelies op als kleine lichtpuntjes en daar waar de schaduw dieper is, doezelen de kleuren en vluchten in transparante vage vlekken . Kom je ooit in de buurt van Giverny, bezoek dan de "Tuinen van Monet".

 

Poissy

Er zit maar één sluis in het traject naar Poissy. Volgens de watergids bevindt zich in Poissy een heuse Marina, de Nouvelle Marina de Poissy. Wanneer wij binnen varen na een tocht van 73 km, varen wij een half afgemaakte haven binnen die eindigt in een verschrikkelijke 'ouwe meuk' van wrakke steigers met veel losse planken. Met een dergelijke 'verrassing' moet je in Frankrijk altijd rekening houden. Onderweg zijn we al twee haventjes tegengekomen, die in de gids werden genoemd, maar bij nader inzien slechts wegrottende skeletten waren, die nog net boven het water uit staken. De Novelle Marina is er nog net iets beter aan toe.

 

Het kan ons allemaal overkomen en één van de Kusters overkomt het hier. Hij ging water tanken, maar heeft per abuis de slang in de toegang naar de dieseltank gestopt. Tweehonderd liter water wordt met de diesel vermengd. De enige oplossing is de dieseltank leeg te pompen. Er wordt uit het achterland iemand met een pomp geregeld en via plastic jerrycans wordt de inhoud van de tank afgevoerd. Een soort van oermens loopt af en aan met een kruiwagen en wij denken dat hij de volle jerrycans netjes in een daarvoor bestemd milieureservoir kiepert... Nee, zo milieubewust zijn ze hier ook weer niet: eventjes verderop loost hij het mengsel doodleuk via de oever in de haven. Ja, het kan iedereen overkomen, maar als het je overkomt ben je nog niet jarig.

 

Parijs

Dat is nou jammer. Het is bewolkt, mistig en miezerig. Niet echt de ideale weersomstandigheid om Parijs binnen te varen. En toch, ondanks het sombere weer is het kicken om onder de bruggen van Parijs door te varen, bruggen die allemaal zijn versierd met prachtige, zij het martiale beelden. Het meest wonderbaarlijke is dat je eerst een (kleine) kopie van het Vrijheidsbeeld  tegen komt en dan pas de Eifeltoren. Het blijft een enorme ervaring wanneer je op eigen kiel langs Île de la Cité vaart en een magistraal zicht hebt op de Nortre Dame. Dé plaats om in Parijs te liggen, is Port de Paris d'Arsenal dat uitkijkt op Place de la Bastille met de ten hemel strevende Colonne de Juillet. Je hoeft er niet voor je rust te gaan liggen, want het lijkt net of de Metro af en toe door jouw schip dendert. Bovendien houden de hele nacht aanhoudend loeiende sirenes je uit je slaap. Maar je ligt wél in Parijs!!!

 

Ik kan hier nu de lof gaan zingen over Parijs, maar er is zoveel wondermooie literatuur verschenen over 'la ville lumière', dat ik het maar bij één aanbeveling houd. Ik wil jullie meenemen naar het oudste plein van Parijs (gebouwd tussen 1605  en 1612) en een van de eerste grote pleinen in de West-Europese stedenbouw: Place des Voges.


Place des Voges

Vanaf Place de Bastille loop je de Rue Saint-Antoine in, bij de derde zijstraat sla je links af en kom je op de Rue de Briague. Aan het eind van deze straat zie je drie poorten, daarachter ligt Place des Voges. Het plein begon als Place Royale, maar werd na de Franse Revolutie omgedoopt in Place des Voges. Het is 140 meter  in het vierkant en wordt omringd door 39 gelijk uitziende huizen van rood baksteen. Onder de huizen bevinden zich arcaden waar exclusieve antiquairs en restaurants zijn gevestigd. Het midden is in vier gelijke parten verdeeld  en op het middelpunt van de vier paden staat een standbeeld Lodewijk XVIII. Op zomerse dagen liggen honderden studenten op het gras. Zij studeren, discussiëren of luieren. Er speelt iemand gitaar en er wordt zacht gezongen, tweestemmig.  Soms wandelen, in een bedaagd tempo, rabbijnen en orthodoxe joden voorbij. Rue des Rosiers ligt immers om de hoek, het centrum van de Joodse wijk met zijn twee grote synagogen. En toch is dit plein met zijn groen en zijn voorname huizen, die als een bastion het razende, drukke verkeer en het grommende geroesemoes van mensen, die als kuddedieren achter elkaar aan lopen buiten sluiten, een oase van rust. Maar het is ook een plein met geschiedenis waar, door de eeuwen heen, historische figuren hebben gewoond.

 

Kardinaal Richelieu (geestelijke, edelman en staatsman), de hertog van Sully (minister-president), de schrijver Alphonse Daudet (Lettres de mon moulin), de schrijver en politicus Victor Hugo (Les miserables) en Dominique Strauss-Kahn (u weet wel, van dat seksschandaal). En wanneer je er rondloopt en dorst krijgt, ga dan aan een van de tafeltjes zitten onder de arcade en bestel als het snikheet is een glas Sauvignon Blanc en als het aangenaam van temperatuur is een glas Chardonnay of een glas Rosé d'Anjou. En wil je rode wijn, vraag dan om gekoelde Pinot Noir uit de Elzas.

 

Marne

De Marne is wat ons betreft de mooiste en stilste en rustigste rivier van Frankrijk. En dan te bedenken dat de rivier tot aan de negentiende eeuw zeer druk werd bevaren. Hij loopt van Parijs tot aan Épernay (het centrum van de Champagne). Er zijn voldoende aanlegplaatsen, waarbij er een aantal is die eigenlijk onder de maat zijn. Het begint al bij de Halte Plaisance de Lagny. Een keurig steiger waar we ruim langszij kunnen liggen. Er is water en er is elektriciteit... maar die doet al tijden niet meer. Je ligt er wel gratis! In dit eerste traject zitten drie sluizen en een tunnel(tje) (100 meter).

 

Wij hadden naar Meaux gewild, maar het stadje is afgesloten wegens een festival. Ongeveer 8 km voor Meaux ligt het plaatsje Poincy met een prachtige in de natuur gelegen jachthaven Cercle Nautique de Poincy. We liggen er weer langszij en water en elektra is (weer) gratis. En hebben een prachtig uitzicht over de heuvels. In dit traject zitten twee sluizen een tunnels (284 meter). Onderweg stoppen we bij Jardin Sculpture de la Dhuys. Hier hakt beeldhouwer Jacques Servières imposante beelden uit betonnen pijlers van een brug die in de Tweede Wereldoorlog is gebombardeerd.

 

In Meaux worden we (alweer) verwend. De gemeentehaven (midden in de stad) biedt ons een riante ligplaats met een zijsteiger en (alweer) zijn water en elektra gratis. Meaux is een stad met een geschiedenis en heeft daardoor veel fraais te bieden. Neem bijvoorbeeld de Kathedraal van Meaux. Aan de bouw is in de twaalfde eeuw begonnen en kreeg pas in de zestiende eeuw  zijn finale vorm.  Dit godsgebouw ziet er aantrekkelijk uit omdat het uit gele (zand?) steen is opgetrokken. Daarom schijnt Gods witte licht ook in de kerk! Het bisschoppelijk paleis is uit architectonisch oogpunt een bijzonderheid omdat het verschillende bouwstijlen vertegenwoordig. Het Romaanse kerkje achter de kathedraal is een juweeltje. Je kunt makkelijk twee dagen zoet brengen in Meaux.

 

De volgende stopplaats is La Ferté-sous-Jouarre, twee sluizen verder. De Marne is hier op zijn mooist. Het lijkt of je door een regenwoud vaart, maar zonder krokodillen. De jachthaven heeft twee langsteigers die achter een eilandje in de luwte ligt. We liggen er gratis met water en elektra. Het stadje is vriendelijk en oud, eigenlijk zoals alle stadjes en dorpjes aan de Marne. Of de tijd er stil heeft gestaan.


Na 4 sluizen mogen we in Château-Thierry aan de kade liggen. De 'beloofde' stroom en water hebben we niet kunnen ontdekken.  Dit oude stadje heeft zijn naam te danken aan de burcht die koning Theuderil IV hier in 712 liet bouwen: Castrum Theodorici ofwel in het Frans Château-Thierry. Tijdens de Eerste Wereldoorlog is deze plaats het strijdtoneel geweest tijdens de Tweede Slag bij de Marne. De stad wordt omringd door wijngaarden.

Van de druiven wordt champagne gemaakt die je in de plaatselijke champagnehuizen kunt kopen. En dat moet je niet doen! Ga maar naar een van de wijnboeren in een klein dorpje, loop bij hem binnen en vraag welke champagne hij het lekkerste vindt. Hij laat je proeven en jij vraagt naar de prijs. Over algemeen ligt de prijs voor een fles tussen de 8 en de 12 euro, terwijl je in de stad bij een champagnehuis nagenoeg altijd meer dan 20 euro betaalt. Wij hebben ontdekt dat die 'lokale' champagnes vaak veel lekkerder zijn dan die van de grote huizen!

 

Marne

Naar het centrum van de Champagne, drie sluizen verder, Epernay. Is de champagne hier duur, het havengeld dat wij moeten betalen in de Halte de Plaisance de Epernay liegt er ook niet om. Bovendien bleek er in principe geen plaats meer te zijn, terwijl we vantevoren hadden gebeld en te horen hadden gekregen dat er plaats genoeg was.

 

Hoe zeg je dat ook alweer? Met de Franse slag?


De 'Capitale du Champagne' heeft het decadente van een kuuroord met zijn grote champagnehuizen en zijn net iets te chique restaurants waar je de hoofdprijs betaalt voor een 'ordinaire' Sauvignon Blanc. Wij hebben ons dus maar niet aan de champagne gewaagd, ook al niet omdat op de boot een magistrale fles koel staat die wij bij een wijnboertje onderweg hebben gescoord. Bij Epernay eindigt de Marne en gaat over in het Canal latéral à la Marne.

Ron & Tak van der Most

 

Kuster Yachts | Kelvinstraat 2D | 8861 ND HARLINGEN | Tel. +31 (0)517 391054

© 2015 Kuster Yachts | Links | Realisatie: Think Twice